De kwijtschelding van schulden bij faillissementen: een versoepeling van de regels maar ook een bijkomende valkuil!

 

De vroegere faillissementswetgeving

De gefailleerde natuurlijke persoon (onderneming en voordien handelaar) kon in het verleden aanspraak maken op de gunst van de ‘verschoonbaarheid’, na uitwinning van zijn vermogen. Het idee achter de verschoonbaarheid was ingegeven vanuit het principe van de fresh start van de gefailleerde, ofwel dat iedereen een tweede kans verdient. Indien de gefailleerde natuurlijke persoon ‘ongelukkig’ (hij heeft pech gehad) en te goeder trouw was, werden de restschulden van het faillissement kwijtgescholden. Ook mochten er geen gewichtige omstandigheden voorhanden zijn die deze bevrijding konden verhinderen. Zo kon de gefailleerde natuurlijke persoon met een propere lei herbeginnen. De wetgever heeft getracht om deze ‘fresh start’ verder uit te diepen samen met de invoering van het nieuwe insolventierecht in boek XX WER, waarbij de term van de ‘verschoonbaarheid’ werd vervangen door de modernere term ‘kwijtschelding’.

De nieuwe wetgeving voorziet versoepelde voorwaarden

Uit de letterlijke bewoordingen van de wet blijkt dat de wetgever de voorwaarde(n), om te kunnen genieten van de kwijtschelding, aanzienlijk heeft versoepeld: “Indien de gefailleerde een natuurlijke persoon is, zal hij ten aanzien van de schuldeisers worden bevrijd van de restschulden, onverminderd de zakelijke zekerheden gesteld door de schuldenaar of derden.” Het is opvallend dat de wetgever, waar  de gefailleerde natuurlijke persoon in het verleden moest aantonen ‘ongelukkig’ en te goeder trouw te zijn, nu aanvaardt dat de restschulden worden kwijtgescholden indien de gefailleerde aan de kwalificatie van natuurlijk persoon voldoet.

De curator volgt eventueel misbruik op + de valkuilen in de regelgeving

Om misbruik te voorkomen heeft de wetgever voorzien dat, indien de gefailleerde grove fouten beging die hebben bijgedragen tot het faillissement, elke belanghebbende zich tegen de kwijtschelding van de schulden kan verzetten. De curator (Confidenz is officieel curator) krijgt hier de belangrijke opdracht toebedeeld om deze eventuele fouten te onderzoeken en vast te stellen. De curator zal immers steeds – indien het verzoek van de kwijtschelding werd ingediend – een verslag opstellen omtrent deze mogelijke kennelijke grove fouten. Dit brengt ons meteen tot de volgende valkuil, hetgeen volgens Confidenz afbreuk doet aan de beoogde doelstelling van de wetgever.

De kwijtschelding kan immers énkel worden toegekend indien de gefailleerde natuurlijke persoon dergelijk verzoek tot kwijtschelding uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis neerlegt in het register. Deze termijn van 3 maanden betreft een vervaltermijn wat inhoudt dat de gevolgen ervan niet te onderschatten zijn.

Daar waar de wetgever het ‘fresh start’ idee wou laten evolueren tot een quasi-automatisme, is men er alsnog in geslaagd om hier tegelijkertijd een behoorlijk tegengewicht aan toe te voegen. De gefailleerde natuurlijke persoon die vergeet het verzoek tot kwijtschelding tijdig in te dienen, zal na diens faillissement toch gehouden te betalen zijn tot voldoening van de restschulden.

Zit u met een een aanvraag tot faillissement?

Net om dit soort valkuilen te vermijden, doet u best beroep op Confidenz advocaten voor deskundig en waterdicht juridisch advies. Contacteer ons op +32 3 446 46 00 of via mail: info@confidenz.be